WEBLOG - BERICHT

Honderd jaar Saul Bellow
GEPLAATST: 24-5-2015

Saul Bellow had een eindeloze behoefte aan bevestiging.


Romanschrijvers en biografen zijn natuurlijke vijanden. Een biograaf spit in grond die een schrijver ongestoord wil houden, want er kan iets groeien. Toen in 2000 James Atlas’ biografie van Saul Bellow verscheen, was het oordeel dat het boek een schot in de rug was. Bellow (1915 – 2005) had aanvankelijk zijn medewerking verleend, maar schrijver en biograaf hadden al snel genoeg van elkaar gekregen en dat was te merken.

 

Zachary Leader bekent aan het begin van zijn nieuwe biografie dat hij Bellow nooit heeft gekend. Maar hij heeft wel met iedereen gesproken die de schrijver heeft gekend en hij heeft alles gelezen. Het boek is ernaar. Er zijn al 370 pagina’s voorbij voor Bellow, vijfendertig jaar oud, begint aan The Adventures of Augie March, de roman waarin hij zijn stem vond. ‘To Fame and Fortune’ is slechts het eerste deel van Leaders biografie. Een slotdeel zalde draad oppikken na 1964, het jaar van Herzog, de roman die de Nobelprijs binnen bereik bracht.

 

Saul Bellow was een illegale immigrant. Zijn vader vluchtte in 1913 uit Rusland naar Montreal waar hij mislukte in alles wat hij uitvoerde, inclusief dranksmokkel. Saul Bellow was het jongste kind, de enige die in de nieuwe wereld was geboren. Thuis werd er Jiddisch en Russisch gesproken, buiten de deur sprak hij Engels en Frans. Later, toen hij op de universiteit zat, kreeg hij vaak te horen dat hij nooit ver zou komen als schrijver, want Engels was zijn moerstaal niet. Het was een krenking die hij nooit zou vergeten. Toen ik Bellow in 1995 bezocht, had hij het er nog over.

 

Wanneer Bellow acht is steekt het gezin clandestien de grens over naar Amerika om het in Chicago opnieuw te proberen. Die stad was in de jaren dertig, toen Bellow een tiener was, een intellectuele, politieke en artistieke stoomketel. Op elke straathoek stond iemand het einde van de wereld te verkondigen of het begin van de revolutie. Bellow en zijn vrienden waren allemaal links. Lenin en Trotski waren hun helden, en het was maar wachten of Amerika werd omgetoverd in een paradijs voor arbeiders en intellectuelen.

 

Ondertussen heeft Leader weinig te melden over wat Bellow en zijn vrienden wisten van de vernietiging van joden in Europa. Misschien komt dit in Leaders tweede deel, wanneer Bellow Mr Sammler’s Planet schrijft, de roman over een man die de holocaust overleefde. Maar het blijft een lacune. Pas in april 1945, Bellow had zijn tweede roman af, liet hij zich naturaliseren tot Amerikaan, zodat hij zich kon aanmelden voor militaire dienst. Twee weken later was Hitler dood.

 

Bellow ging zich pas echt identificeren met Amerika toen hij na de oorlog een tijd in Parijs zat. De zelfingenomen praatjes van Sartre en De Beauvoir en de hele cultuur van ressentiment om hen heen maakte hem definitief tot de uitgesproken humanist van Augie March, Henderson the Rain King, en Herzog. Het is geen toeval dat al deze titels om een eigennaam draaien. Het idividu was voor Bellow heilig.

 

Leader vertelt uitgebreid over het drama van Bellows huwelijksleven. Eerst te jong getrouwd, toen hertrouwd met een te jonge vrouw, bekend uit Herzog. En dat zijn nog maar twee van de vijf wettige echtgenotes. Leader vermeldt ook alle scharrels die Bellow tussen en tijdens zijn huwelijken opzocht, zijn bodemloze behoefte aan bevestiging en zijn woede als die uitblijft. Dit geldt ook voor collega’s, critici, uitgevers en biografen.

 

Leader houdt niet van conclusies, hij laat het aan de lezer over, maar Bellow is al die jaren op zoek geweest naar een vrouw die hem de geborgenheid van zijn moeder gaf. En ze moest ook het prinsesje zijn dat zijn ambities spiegelde.  Dan kun je lang zoeken. Om een aantal van Bellows opmerkingen over zijn vrouwen in één zin samen te smelten: “Als er een tijdschrift als Bad Housekeeping bestond, was zij een goede hoofdredacteur geweest, als het haar maar lukte om voor elf uur op te staan.”

 

Er hing ook vaak een geur van shotgun wedding om Bellows huwelijken. In 1955 zit hij in Nevada om te scheiden van zijn eerste vrouw. Wanneer zijn nieuwe vriendin hoort dat hij daar wel eens vrouwen heeft ontvangen, ziet Bellow geen andere manier om het goed te maken dan een aanzoek. Iets later is ze in verwachting. Het is een patroon.

 

Bellow mocht zijn moeders dromerige natuur hebben geërfd, maar hij had ook zijn vaders opvliegende temperament. Op twee pagina’s die ik net zo lief niet had gelezen, weegt Leader het bewijsmateriaal rond het eind van huwelijk nr twee. Wie sloeg wie? Maar er worden ook brieven met uitgevers geciteerd die onnodig agressief zijn. Het was misschien hoe zijn broers zaken deden in Chicago. Wanneer de Britse uitgever John Lehmann terugdeinst voor de omvang van The Adventures van Augie March (hij zou spoedig failliet gaan), is voor Bellow meteen de boot aan. Het is zijn meesterwerk!

 

Het is de vraag of deze nieuwe biografie veel verandert aan het lastige beeld uit Atlas’ biografie. Door de lawine van details en het ontbreken van analyse wordt het eerder erger. Misschien was Bellow gewoon een moeilijke man. Iemand die schreef op de toppen van zijn kunnen en daar alle glorie en geld voor eiste. Dat hij altijd bevestiging nodig had en daarom zoveel vrouwen versleet is niet zo vreemd.

 

Het enige verwonderlijke is dat Bellow toch telkens wilde trouwen, maar dat zet Leader niet echt aan het denken. Daarvoor moet je bij Atlas zijn, die vertelt dat Bellow soms al bij de tweede date al over trouwen begon. Misschien was die onzekerheid ook een voedingsbodem voor zijn fictie, want er zijn weinig schrijvers die hun lezer zo krachtig omhelzen, meteen bij de eerste pagina’s.  Bellow was een tovenaar.

 

Voor Leader nemen de novellen van Him with his Foot in his Mouth (1984) een centrale plek in Bellows werk in. In die lange verhalen onderzocht de schrijver, inmiddels de zestig jaar gepasseerd, nogmaals het milieu waar hij vandaan kwam. Montreal, Chicago, zijn familie en zijn jeugdvrienden. Het oermateriaal. Die novellen zijn ook zo sterk omdat Bellow daar één probleem vermijdt dat zijn romans aankleeft. Die verliezen na de expositie vaak hun vaart en moeten dan opnieuw richting zoeken.

 

Bellow claimde vaak schatplichtig te zijn aan Balzac en Dickens. Met modernisten als Joyce en Faulkner had hij niet zoveel. Maar Balzac en Dickens waren niet alleen schrijvers die fascinerende, larger than life personages neerzetten. Het waren ook feuilletonnisten die energie putten uit de horizontale lijn van intrige en cliffhangers. Dat had Bellow niet, en in die zin was hij toch een modernist, iemand van de verticale lijn. De diepte.

 

De romantische dichter Wordsworth was zijn geestverwant. In elke Bellow-roman zit een moment van verstilling en verwondering, vaak in de natuur, tot aan de armzalige cyclaam die in The Dean’s December in de vensterbank staan. Daarom ga ik niet mee met Martin Amis die telkens zegt dat Augie March Bellows grote titel is èn meteen de Great American Novel. (Als ze daarover beginnen weet je al hoe laat het is.) Bellows fictie gaat er niet over wat voor dingen ons allemaal kunnen overkomen. Hij laat zien hoe ons bewustzijn reageert op alles wat de wereld op ons loslaat. Zijn romans gaan over de ziel.


24 mei 2015.


Een kortere versie verscheen in Het Parool.