WEBLOG - BERICHT

Waarom willen mensen boeken bespreken?
GEPLAATST: 12-6-2007

Geen vak zo ondankbaar als dat van de literatuurrecensent. Voor schrijvers is een recensent op zijn best een doorgeefluik, en anders een obstakel op de weg naar eeuwige roem. Elke schrijver zal zeggen dat hij geen recensies leest, maar ondertussen spelt hij elke week de kranten. Lezers lijken daarentegen steeds minder acht te slaan op de traditionele dagbladcritici. Als we marktonderzoek moeten geloven, laten lezers zich net zo lief leiden door het internet, waar vrijwilligers hun recensies op websites als Recensieweb, LiterairNederland en 8Weekly zetten.

Er zijn al zoveel boekbesprekingen die speciaal voor het internet worden geschreven dat er wordt gesproken van ‘burgerrecensenten’, analoog aan de term civic journalism, voor het type Robin Hood-verslaggeving die het gebrek aan specifieke kennis bij gevestigde media ontmaskert. Zo heb je meer aan een bloggende Irakees als je wilt weten hoe het werkelijk toegaat in Bagdad dan aan een professionele Amerikaanse journalist die veilig in de Green Zone zit.

Elke schrijver is wel eens in het literaire Bagdad geweest. Je geeft een lezing in de provincie en na de pauze stelt iemand uit het publiek een vraag waaruit een liefde voor de literatuur blijkt die geen criticus ooit zal evenaren. De ideale lezer bestaat nog. Hij kent zijn klassieken, hij houdt de literatuur bij en hij heeft nog een normale baan ook. Zo iemand gaat geen recensies schrijven. Hij wil gewoon genieten van de literatuur.

Na zo’n bezoek aan het literaire achterland rijst al snel één vraag. Waarom willen mensen boeken bespreken? Je hebt jongens die brandweerman willen worden, meisjes die willen zingen, maar waarom zou iemand criticus willen worden? Er geldt immers één ongeschreven regel in de literaire kritiek, en die schrijft voor dat de criticus nooit blijk mag geven van zijn plezier in de literatuur. Een echte criticus haalt met grote tegenzin de recensie-exemplaren uit de brievenbus. Alweer een boek…

Deze houding kan een reactie zijn op de dalende status van het vak. Bij elke restyling van de krant wordt de ruimte voor boekenbesprekingen kleiner. Bijna alle critici zijn freelancers die niets in te brengen hebben op de redactie en de betaling staat in geen verhouding tot de tijd die het kost om een boek te bespreken. Daar word je niet vrolijk van.

Je hoeft niet lang op de literaire websites te surfen om te zien dat ook de burgerrecensent geen ideale lezer is. In het geval van civic journalism krijgen we de expertise van insiders aangeboden, maar burgerrecensenten dragen weinig bij dat er niet al was. De buitenstaander heeft geen meerwaarde.

Zo liet de eindredacteur van Recensieweb zich op een recente discussieavond erop voorstaan dat hij Kluun lovend had besproken, terwijl de kranten er niets van heel hadden gelaten. Dat is niet niks, maar ondertussen heeft het internet nog geen onterecht vergeten schrijvers aan het licht gebracht. Burgerrecensenten zijn net zo geobsedeerd door de jaarlijkse shortlist-spektakels als de reguliere media. Gevestigde reputaties worden met dezelfde égards benaderd als in de traditionele pers. Voor eigenzinnige critici kunnen we beter kijken naar de regionale kranten, waar de recensenten zelf de dienst uitmaken.

Het internet laat vooral zien hoe moeilijk het eigenlijk is om goede recensies te schrijven. De meeste stukjes ontstijgen nauwelijks het niveau van een boekverslag. Wat ontbreekt is de verbeelding die nodig is om een boek in alle levendigheid aan de lezer te presenteren. En dat is niet hetzelfde als braaf het verhaal navertellen. Wat verder ontbreekt is belezenheid. Een kwestie van leeftijd.

En dan zijn er nog de internet-recensenten die de kortste route nemen en meteen beginnen met het cynisme van een journalist die alles al eens heeft gezien. Criticusje spelen. Het internet is het kikkerbadje, want veel recensenten op het net schrijven alsof ze zo naar de traditionele media zouden verhuizen.

Er is één reden dat de recensie-websites zo’n vlucht hebben genomen. Internet-recensies zijn direct op te zoeken via Google, terwijl de dagbladen slechts een klein deel van hun kritieken op het net zetten. Voor ontdekkingen of een oorspronkelijke blik hoef je het net niet op, want de meeste websites werken met zo’n amorfe pool recensenten dat er zelden een stem klinkt die onze aandacht vasthoudt. Wellicht zullen sommige burgerrecensenten mettertijd een individueel geluid ontwikkelen. Maar als de websites die recensenten willen vasthouden, zal er ooit geld op tafel moeten komen. Want zoals de achttiende-eeuwse criticus Samuel Johnson al zei, alleen een domkop schrijft voor niets.

NRC Handelsblad, 12 juni 2007