WEBLOG - BERICHT

Het mooiste meisje ter wereld
GEPLAATST: 28-7-2010
 

Eenmaal een onvergetelijke roman schrijven en dan met een schone lei verder leven. Het is een droom die veel twintigjarigen koesteren, en Alain-Fournier is hun grote voorbeeld. Honderd jaar geleden schreef hij één roman, Le grand Meaulnes, die nog steeds overal op de wereld wordt gelezen, want er zijn weinig boeken die zo aangrijpend en ongrijpbaar vertellen over jeugd, liefde en vriendschap.

Alain-Fournier had vast nog wel meer willen schrijven, op zijn 27ste had hij zijn plaats in de Parijse literaire wereld al veroverd, maar een jaar na de verschijning van zijn debuut barstte de Eerste Wereldoorlog los en de schrijver sneuvelde in een anonieme loopgraaf dicht bij de Belgische grens. Zijn stoffelijke resten werden pas in 1991 geïdentificeerd.


Het is vreemd te bedenken dat Le grand Meaulnes in hetzelfde jaar verscheen als het eerste deel van Prousts A la récherche du temps perdu, en dat beide romans eigenlijk dezelfde onderwerpen bestrijken. Want het zijn twee compleet verschillende boeken. Meaulnes is de ideale roman voor de literatuurlijst. Taal en stijl zijn onthutsend simpel en de schrijver is een meester in de beperking. Meaulnes legt het moment vast dat Fournier als achttienjarige ‘het mooiste meisje dat ooit op de wereld was geweest’ ontmoette. In Meaulnes heet ze Yvonne, net als in de werkelijkheid, en net als in de werkelijkheid vertelt ze Meaulnes dat hij niet zo gek moet doen. Ze zijn nog maar kinderen.


Hiermee houdt de gelijkenis met de werkelijkheid wel zo’n beetje op, want Fourniers ontmoeting met het mooie, ernstige meisje werd de kiem voor een verhaal van mythische allure. In Meaulnes vertelt de manke onderwijzerszoon François hoe zijn onbesuisde vriend, de grote Meaulnes, op een winterdag zomaar verdwijnt. Wanneer hij vier dagen later terugkeert is hij niet meer dezelfde. Op zijn dwaaltocht over onbekend terrein was Meaulnes verzeild geraakt op een landhuis waar een verkleedpartij wordt gehouden ter ere van een bruidspaar. Overal lopen kinderen rond in lakschoenen en satijnen jakjes, want hier is de verbeelding aan de macht. Hij trekt ook een paar lakschoenen aan, en dan ontmoet hij ‘het mooiste meisje dat ooit op de wereld was geweest’.


Het enige probleem is dat het feest opeens eindigt  -  de bruiloft gaat niet door  -  en later kan Meaulnes het landgoed niet meer terugvinden. En het meisje ook niet. Het is alsof het allemaal een droom is geweest. De rest van de roman gaat over de vele dwaaltochten die het meisje moeten terug brengen. En tegen die tijd is het te laat. Meaulnes gaat over de grote liefde die zelden geluk brengt, omdat hij te groot is om vast te houden. Idealen moeten worden gekoesterd, maar wel op afstand.


http://ecl.ac-orleans-tours.fr/lyc-fournier-bourges/musees/photoalainfournier/yvonne.jpg

Yvonne de Quiévrecourt


Bij herlezing, na vele jaren, valt het op dat Meaulnes ook zo’n meeslepende roman is doordat het verhaal de manier weerspiegelt waarop we lezen. Lezen is een tocht door onbekend terrein, en we moeten maar afwachten of er wel een naam bestaat voor de bestemming. Meaulnes speelt zich af in een verbeeld verleden dat ‘ver weg’ in het vaandel heeft staan. Nadrukkelijk schuift Fournier de ontmoeting met ‘het mooiste meisje dat ooit op de wereld was geweest’ een vol decennium terug, de negentiende eeuw in.


En de ontmoeting vindt niet plaats in Parijs, maar in het niemandsland diep in het hart van Frankrijk waar de Cher-rivier het enige punt van orientatie is. Het is een achtergebleven gebied waar iedereen familie van elkaar is en waar zelfs de slimsten nog gebukt gaan onder onwetendheid. Uiteindelijk blijkt de domste jongen van de klas al die tijd al te hebben geweten waar het onvindbare landgoed ligt. Hij vond het alleen niet nodig om het te zeggen. Niemand vroeg het hem.


‘Wij zijn nog maar kinderen,’ zegt Yvonne, geschrokken van de aandrang waarmee Meaulnes haar benadert. Geen kind zou zoiets zeggen. Het domaine sans nom heeft ook zo’n magische aantrekkingskracht op Meaulnes omdat het een huis is waar kinderen de baas zijn. Op het feest komt hij nauwelijks volwassenen tegen, alleen kinderen die mooie kleren dragen uit de tijd van hun overgrootouders. En in die kinderwereld voltrekt zich het drama van de grote wilde jongens die voorgoed de weg kwijt raken.


De nieuwe vertaling door Mario Molengraaf moet de uit 1949 stammende vertaling van Parool-oprichter Max Nord vervangen, die onder de titel Het grote avontuur lang heeft meegedraaid in de salamander-reeks. Eerlijk gezegd zie ik niet waarom Molengraaf zoveel beter zou zijn. Zo stoort het hoe vaak het woord ‘maat’ (in de zin van vriend) bij Molengraaf voorkomt, als vertaling van ‘compagnon’ en ‘camarade’. Als Fournier verschillende woorden koos, mogen we van de vertaler hetzelfde verwachten, en het is de vraag wat er mis is met ‘metgezel’ en ‘kameraad’. Een woord als ‘maat’ zou je verwachten bij ‘copain,’ maar dat komt bij Fournier niet voor.


Ook Molengraafs ouderwetse gebruik van het woord ‘bohemien’ kan verwarring zaaien, want tegenwoordig gebruiken we dat woord niet meer voor een rondtrekkende straatartiest, maar voor iemand die leuk in de stad woont en ‘s avonds een fles wijn openmaakt, ongeacht of er bezoek komt. Molengraafs ‘bohemien’ geeft wel een aardige vintage klank, maar dat steekt lelijk af tegen het platte ‘maat.’ Fourniers taal is opzettelijk mat, want hij is geen Proust. Hij gebruikt de eenvoudige taal van onze dromen. Maar die moet niet nog een keer worden vereenvoudigd, want Le grand Meaulnes is een roman die we minstens één keer in ons leven moeten lezen.

 

Een kortere versie stond in Het Parool, 28 juli 2010